Wat vertel je?
Ouders van een zorgintensief kind vragen zich vaak af wat zij aan hun andere kind(eren) moeten vertellen over wat er precies aan de hand is met hun broer of zus. Logisch. Want naast dat het pittig is voor jou als ouder om er mee te dealen, vraag je je ook af waar je goed aandoet ten aanzien van het welzijn van je brus.
Als ouders hiernaar vragen geef ik allereerst het advies: blijf bij jezelf en doe wat goed voelt. Jij kent je kind het beste en zolang jij je met je brus verbindt en in gesprek blijft is het goed.
En neem het volgende mee, eventueel.
- Geef informatie over de aandoening van je kind, feitelijk en met woorden die bij jouw brus passen, op dit moment en bij zijn ontwikkeling. Ook hele jonge kinderen zijn erbij gebaat te weten wat er speelt in jullie gezin. Houd het simpel.
- Wacht dan af. Geef tijd. Overspoel je brus niet met te veel informatie. Vaak komen vragen vanzelf. Soms niet meteen. Maak duidelijk dat ze altijd vragen kunnen stellen. Nu, straks, morgen of later.
- Kinderen vragen niet meer dan ze aan kunnen. Dus als je antwoord geeft op hun vragen hoef je niet bang te zijn dat ze te veel horen. Ook geven hun vragen jouw inzicht in wat hen bezighoudt. En ook wat niet.
- Wacht niet met informatie geven tot kinderen vragen stellen. Kinderen vullen veel zelf in, onbewust. En vaak zijn dit minder positieve scenario’s. Zo begeleidde ik een jongen die erachter kwam dat hij niet zozeer boos was, waar zijn hulpvraag over ging. Hij bleek vooral bang. Zijn grootste angst was dat zijn broertje nog een keer ernstig ziek zou worden en kans had om te overlijden, zoals eerder was gebeurd op jonge leeftijd. Dat gevaar was nu niet reëel, maar de angst was er wel. Door met zijn ouders de fotoboeken van toen te bekijken en antwoorden te krijgen op alle vragen die hij had, kon hij de angst laten gaan. Af en toe was hij boos en dat is helemaal oké.
- Leg uit waardoor de aandoening is ontstaan. Hiermee ontschuldig je de brus. Bewust of onbewust hebben veel brussen de overtuiging dat ze invloed hebben (gehad) op de aandoening of het verloop ervan. Zij kunnen gedachten hebben als: ‘was ik maar liever geweest voor mama, dan waren mijn broertjes niet veel te vroeg geboren’ of ‘had ik maar geen ruzie gemaakt met mijn zus, dan had zij die epileptische aanval misschien wel niet gekregen’.
- Check relmatig in bij je brus. Vraag naar hoe haar dag was, naar het leukste, het stomste van de dag. Naar zijn gemoed; zit hij lekker in zijn vel, was het een blije dag, is hij boos geweest, voelt hij onrecht, schaamte of heeft zij een goede grap uitgehaald of in een deuk gelegen van het lachen. Het kan fijn zijn om zo de dag af te sluiten bij het naar bed brengen. In de auto als je een tijdje naast elkaar zit, elkaar niet aankijkt en geen kant op kan. Of als je samen de hond uitlaadt. Maak er een gewoonte van.
- Vertel af en toe wat jou bezighoudt in relatie tot de zorg voor jullie kind. Pas je taal aan en kies een goed moment. Vertellen dat je soms boos of verdrietig bent na een bezoek aan een arts of een moeilijke dag, of vertellen over een grappige situatie maakt de drempel voor een brus lager om ook open te zijn over wat hem of haar bezighoudt. Probeer het luchtig genoeg te houden. Emoties uiten is oké. Kinderen voelen meestal al wel aan hoe jij je voelt.
Laat me weten wat werkt voor jou. Ik hoor het graag.